Auteursarchief: kleinborkel

Bizar: een boek dat goed, maar ‘te mannelijk’ was

roxane-copy

Op de valreep van het jaar een blog rond De Boekensalon; magazine voor lezers en leesclubs. Al eerder mocht ik hiervoor coververhalen – interviews – schrijven en tot mijn plezier ook weer voor het eindejaarsnummer. Journalist en jurist Roxane van Iperen vertelde me over haar debuut Schuim der aarde, gesitueerd in Brazilië. Een roman die reacties kreeg als ‘heftig en rauw’. En ‘te mannelijk’. 

De omschrijving ‘heftig en rauw’ is niet uit de lucht gegrepen. Van Iperen tackelt ongemakkelijke thema’s als de verschillen tussen arm en rijk, geweld en corruptie en doet dat op een manier die je niet koud laat. En dan druk ik me zachtjes uit.

Je zou de personages graag een beter leven gunnen, maar, zoals Van Iperen zelf nuanceerde: “Mensen in die omstandigheden zijn vaak niet zo zielig als we wel denken. Het is zelfs een beetje onzin om ze tot zielig te bestempelen. Daarmee plaats je ze onder je; maakt hem of haar tot een ‘mindere.’ Wat ik hoop is dat je aan het eind van het boek van de personages bent gaan houden en niet denkt: o ja, dat zijn van die mensen die wel eens in het nieuws voorbijkomen. Daarnaast gaat mijn boek juist ook over vriendschap en hoop.”

En dat is zeker waar. Als je de personages iets moet nageven, is het een enorme vastberadenheid, veerkracht en inventiviteit om wat van het leven te maken. Alleen of met elkaar. En ondanks, of misschien zelfs dankzij de kaders waarbinnen zij het moeten zien te rooien.

Van Iperen koos pas achteraf voor Brazilië als decor voor haar boek.

Uit het interview:
“Ik zag hoe goed Brazilië paste bij het ongerijmde en extreme in mijn verhaal, waarin mensen soms wegwerpartikelen zijn. Onderwerpen die voor bepaalde lezers ver buiten hun comfort zone liggen. Zo merk ik dat sommige mensen in mijn omgeving me tegenwoordig met andere ogen bekijken. Misschien ben ik nu voor hen die vrouw met die zieke geest. Maar ik wíl ook heel graag dat er na het lezen een hoop zekerheden op losse schroeven staan. Dat je – op z’n Vlaams – een ‘stoemp’ krijgt.”

Te ‘mannelijk’
Bizar, zo zou ik het feit willen noemen dat Van Iperen twee uitgevers op haar pad trof die enthousiast reageerden op haar manuscript en het toch niet aandurfden. Waarom dan wel niet? (Hier past tromgeroffel.) Omdat ze haar stijl te ‘mannelijk’ vonden. Van Iperen: “Ze konden het boek niet ‘vermarkten’ met mijn profiel: vrouw, blond, blauwe ogen.”
Jazeker, u leest het goed. We spreken 2016, bijna 2017. En twee enthousiaste uitgevers laten niettemin een boek schieten, omdat de schrijver vrouw is – want daar komt het toch op neer.

The Beatles
Ik neem u even mee een zijpaadje in. U kent wellicht het verhaal van platenmaatschappij Decca die een contract met The Beatles liet passeren voor een contract met Brian Poole and The Tremeloes?
U: Voor een contract met wie?
Ik: Dat bedoel ik.
Bij de keuze voor The Tremeloes zou hun thuisbasis de doorslag hebben gegeven: Londen, net als Decca. Een stuk dichterbij dan Liverpool – je kunt je bij je kwaliteitsoverwegingen maar laten leiden door topografie. Overigens gebiedt de eerlijkheid me te zeggen dat The Tremeloes nog redelijk wat hitjes op hun conto hebben staan, zoals Twist & Shout en Do you loooove me. Maar we dwalen af.

Misschien moeten uitgeverijen als hierboven eerst een dergelijke historische vergissing maken als Decca om daar wat sadder, maar wiser uit tevoorschijn te komen. Je zou ’t ze bijna gunnen. Gelukkig had de huidige uitgever van Schuim der aarde – Lebowski – geen last van hersenspinsels rond mannelijke en vrouwelijke stijlen, uiterlijkheden, laat staan van stratenplannen en wat dies meer zij. Afijn, nieuw jaar, nieuwe kansen. Dat kwaliteit maar mag zegevieren, op velerlei gebied, en dan ook maar meteen wereldwijd. Moedig voorwaarts.

 

Categorieën: Boeken en schrijvers | Tags: , , , , , | Een reactie plaatsen

Klassieke muziek bij Döner Company

beethovenduivendrecht

Beethoven kijkt vanaf de muur bij Döner Company de winkel in op station Duivendrecht. De uitbater draait veel klassieke muziek.

Op station Duivendrecht doet zich rond acht uur ’s morgens een opmerkelijk verschijnsel voor. De rolluiken van Döner Company gaan omhoog, de uitbater schuift tafeltjes naar buiten, reddert wat achter de toog en zet tot slot muziek op. En dan. Horen we de Top 40? 3FM? 100%NL? Nee, we horen piano- of vioolsonates. Klassiek repertoire. En altijd kijken wachtende reizigers verrast op. Het is in de snelle hap-sector dan ook een curieuze muziekkeus. Voor elke winkel eigenlijk.  

Ik wilde geen betweter zijn, maar besloot het toch maar te verklappen.

 

Gisteren kabbelden vanuit de winkel de pianoklanken van Beethovens Mondschein Sonate het perron op. Het platform veranderde daarmee in een kleine oase van kalmte en sereniteit. De wachtende reizigers – de een nog catatonischer dan de ander, zo op de vroege ochtend – ontwaakten zachtjes uit hun stupor.

Al vaker had ik op het punt gestaan een nieuwsgierig babbeltje aan te knopen met de man achter deze muziekkeus. Dit keer had ik even tijd. Ik viel met m’n neus in de boter, want de eerste klant van de dag vertelde hem net hoe mooi hij de pianomuziek vond. De eigenaar lachte. Ja, zei hij, hij kreeg wel vaker reacties op de dvd’s die hij draaide via de boxjes van het tv-toestel aan de wand. Mensen vonden het leuk.

Uit mijn ooghoek zag ik dat de trein eraan kwam. Wat is uw lievelingsmuziek, wilde ik op de valreep weten.

 

Klassieke muziek via tv-boxjes.

Klassieke muziek via tv-boxjes.

“Ik kom hier graag, juist vanwege die muziek”, zei de klant nu tegen me. “Ik probeer het zo uit te kienen dat ik hier even kan bijtanken.” Ik vroeg de uitbater of hij dat wist van zijn klant. “Ja, die meneer komt hier wel vaker”, zei hij bereidwillig. Het was niet helemaal wat ik bedoelde te vragen, maar de klant zette het gesprek weer op de rit: “Weet je dat hij” – hij wees op de eigenaar – “inmiddels van klanten ook allemaal dvd’tjes met klassieke muziek krijgt?” De eigenaar knikte blij. “Zelf luister ik veel naar ClassicFM”, zei de klant. “Die muziek, daar voel ik me goed bij.”

Uit mijn ooghoeken zag ik dat mijn trein eraan kwam. “Wat is uw lievelingsmuziek?”, wilde ik op de valreep toch nog even van de eigenaar weten. “O, ik hou van alles”, zei de man, “alleen niet van Beethoven.” Dat moest ik even verwerken. “U vindt deze muziek niet mooi?”, vroeg ik en stak luisterend een vinger in de lucht. Gedrieën hoorden we de ijle klanken aan van de Mondschein Sonate. Ja, dát vond hij wel mooi, zei hij geduldig. Maar van Beethoven hield hij niet. Dat was te… – hij maakte een kleine slag in de lucht – …te hard, te luid.

Ik wilde geen betweter zijn

maar besloot het toch maar te verklappen

 

Op de achtergrond preludieerde de vertolker van Beethovens sonate er in alle sereniteit op los, terwijl het portret van Beethoven al enkele minuten het tv-scherm gijzelde. Ik wilde geen betweter zijn, maar besloot het toch maar te verklappen. “O, is dit Beethoven?”, zei hij. Hij schudde z’n hoofd en zei verontschuldigend lachend: “Dat weet ik niet”, alsof ik hem om een bevestiging had gevraagd, waarop hij geen fout antwoord wilde geven. Ik keek naar de ClassicFM-klant. Die schudde ook al het hoofd en maakte een lange kin: “Geen idee.” Maar allebei vonden ze de pianomuziek mooi, Beethoven of niet.

Ik kwam tot de conclusie dat dit wel echte liefhebbers moesten zijn. Geen kenners, geen snobs, geen reputatie hoog te houden, geen kenniswedstrijden, maar luisteren naar klassieke muziek en dat gewoon mooi vinden. Misschien zelfs wel liefhebbers in de puurste gedaante denkbaar.

 

Categorieën: Alles is communicatie | Tags: , , , , | Een reactie plaatsen

Ga alstublieft iets anders met uw leven doen


Koning Klant
was een consumentenprogramma op tv dat liep van 1965 tot 1983. Ik vond het als kind tot gapens toe saai. Dat zegt meer over mijn kind-zijn, dan over het programma dat klantproblemen tackelde die immers de mijne – nog – niet waren. Wel is hiermee duidelijk dat klantenissues al zendtijd krijgen sinds de puberteit van de tv, nog in zwart-wit. En hebben we al iets klantvriendelijks geleerd sinds die schier prehistorische tijden? Jazeker. En soms ook helemaal niet.  En wat heeft Klein Duimpje hier eigenlijk mee te maken?

‘Klantbelang centraal’ heet het tegenwoordig bij elk zichzelf respecterend bedrijf. Heel kort door de bocht betekent dat: op de schop met de bedrijfsgedachte ‘We hebben een mooie organisatie, maar met helaas ook nog klanten die van alles willen’. Met de blik naar binnen gericht, gaat geen enkel bedrijf het redden. Bovendien zijn klanten veeleisender dan ooit. ‘Geen goede service of producten? Dan gaan we toch een deurtje verder?’ En klanten wil je niet graag zien vertrekken, zeker niet in economisch lastige tijden.

Oei, nu spitsten we onze oren. Dit werd een heel merkwaardig gesprek.

 

Maar weten we om te beginnen wel wie die klanten zijn? En spreken we daarbij dezelfde taal? Wat nu, als een medewerker vindt dat ‘klantgericht denken’ voor hem niet geldt, omdat hij geen klanten heeft – alleen maar afnemers en opdrachtgevers… Waar gebeurd. Of wanneer een medewerker zich het vuur uit de sloffen loopt voor z’n klanten, maar z’n collega’s wekenlang laat wachten op noodzakelijke informatie of spullen? Ook al uit het leven gegrepen. En betekent dit dat collega’s misschien ook wel een soort klanten zijn?

klant pietWie van deze gedachten al hoofdpijn krijgt, kan zich verderop wellicht herkennen in de verkoper bij de BeddenREUS. Maar ik mag vurig hopen van niet.

Zo’n gedragstransfusie moet natuurlijk doordringen tot in de haarvaten van het bedrijf. Verinnerlijken, heet dat ook wel. En vervolgens wél de daad bij het woord voegen, natuurlijk. Want aan enkel lippendienst hebben we niets, tenslotte. ‘Maar’, zegt u misschien, ‘is dat niet vanzelfsprekend dan, de klant centraal? Die betaalt toch je brood, je beleg, je hele huis en haard? De klant is feitelijk toch je heden en je toekomst?’ Daar zegt u een waar woord. We zijn immers allemaal klanten bij andere bedrijven? Hoe moeilijk kan het dus zijn om je in te leven in de behoeften van anderen, zolang je maar de vraag blijft stellen hoe jijzelf als klant wilt worden behandeld? Héél moeilijk, zo bleek onlangs maar weer.

Beste meneer, beste mevrouw,
service verlenen is misschien niet uw sterkste punt

We stuiten allemaal wel eens op een dienstverlener van wie we denken: ‘Beste meneer, beste mevrouw: service verlenen is wellicht niet uw sterkste punt. U heeft er geen plezier in, of u heeft er in elk geval geen kaas van gegeten. Klantvriendelijk moeten zijn is voor u misschien zelfs een nagel aan uw doodskist. Dus ga alstublieft heel gauw iets anders met uw leven doen. Veel beter voor uzelf en nog fijner voor uw klanten.’

Dat brengt mij bij de verkoper van de BeddenREUS, wiens vestiging ik hier genadiglijk niet zal noemen. We – partner en ik – liepen er rond te neuzen, toen de verkoper net in gesprek was met een ander stel dat kwam kijken hoe het stond met hun bestelling – een dekbedovertrek. “We zouden na twee weken iets horen en dat is nu een maand geleden, dus we komen even infomeren.” Was de verkoper verbaasd dat het al zo lang duurde? Zei hij: ‘Wat vervelend voor u’? Ging hij meteen checken hoe het met de bestelling stond? Niets van dat al. We hoorden hem zeggen: ‘Dán zal er wel iets mis zijn gegaan’, alsof dat meer regel dan uitzondering was. En hij begon maar meteen aan een geheel nieuwe bestelling. ‘Om welk dekbed ging het? Waar woont u, op welk telefoonnummer bent u bereikbaar?” 

“Tjah,” zei de verkoper op enigszins verveelde toon.
“Hoezo, maakt u nooit fouten?”

We keken mekaar verbaasd aan. Ook het stel ging dat duidelijk iets te snel. “Maar wat is er dan misgegaan?”, vroeg de man verbaasd. “Is dat ergens na te gaan in de computer? We hebben toch wel alles goed doorgegeven?” Erg brutaal natuurlijk om je dat als klant af te vragen. “Tjah,” zei de verkoper dan ook op enigszins verveelde toon en hij haalde nog net z’n schouders niet op – “wat is er misgegaan, wat is er misgegaan. Dat kan zoveel zijn. Hoezo, maakt u nooit eens fouten?”

Oei, nu spitsten we onze oren. Dit werd een heel merkwaardig gesprek. Eerst komt de verkoper niet over de brug met ook maar een splinter van meelevendheid. En nu gedroeg deze man van middelbare leeftijd zich ook nog eens als een puber op het schoolplein die een jij-bak verkoopt. Ook de klant vond dit maar een rare reactie. “Inderdaad, ik maak nooit fouten”, antwoordde hij droogjes. De verkoper raakte nu op dreef en daar was de volgende impertinentie al: “Nou, dan hebt u nog nooit gewerkt.” Opnieuw keken we mekaar aan. Waar ging dit heen? En kwam dit nog goed?

“Jahaaa, dat lelijke dekbedovertrek, ja”

Däumling

Als de reus ligt te slapen, ontfutselt Klein Duimpje hem de Zevenmijlslaarzen en neemt de benen.

Het dekbedovertrek was niet op voorraad, dus pleegde de verkoper een belletje met een collega van een andere vestiging. “Heb jij daar dit dekbedovertrek?”, vroeg hij na de nodige inleidende zinnen. Hij luisterde naar het antwoord. “Jahaaa,” reageerde hij met een grote grijs op een opmerking van zijn collega, “dat lelijke dekbedovertrek, ja. Jij zegt het.” Hij keek met een schuin oogje naar zijn klant – of die het wel hoorde. Die hoorde het en schudde zachtjes het hoofd.

“Ja, ik zeg het hier gewoon, hahaha!”

…zei de verkoper tegen zijn collega die dat ook nogal grappig leek te vinden. “Ja, smaken verschillen, hè?”, ging de verkoper verder, “maar je hebt dat lelijke dekbedovertrek daar dus liggen?” Hij rondde het gesprek af en hing op. “U vindt het toch niet erg hè, dat ik dat zeg van dat lelijke overtrek”, zoog hij. “Mijn collega zei het, ik niet. Ik herhaal het alleen maar.” “U had de keus om dat niet te doen”, zei de klant rustig. “Nee, maar ik zei het wel. Ik zeg dat gewoon”, zei de verkoper nogmaals. En ditmaal haalde hij wél zijn schouders op.

“Weet u wat”, zei nu de vrouw van het stel: “houdt u die overtrek maar. Ik hoef ‘m niet meer. Althans niet van u.” “Ja, ik zeg dat soort dingen gewoon”, zei de verkoper, die nu een tikkende plaat was geworden. Het stel liep in één rechte lijn naar de uitgang, terwijl ze verbaasd constateerden dat de man niet alleen zijn klanten schoffeert, maar: ‘hij brandt ook nog eens zijn eigen spullen af.’ Ze grinnikten. Het pleitte voor ze.

En wij? Wij wisten niet hoe snel we ze naar buiten moesten volgen. Geen BeddenREUS meer, dankuwel alstublieft. Wellicht dat het bedrijf wil investeren in een training klantvriendelijkheid. We moeten altijd hoopvol blijven. Afijn, u kent vast wel dat sprookje van Klein Duimpje die de reus zijn Zevenmijlslaarzen ontfutselt en de benen neemt? U weet wel: omdat de reus niet oplette, maar lag te snurken? Het is een slechte tijd om klanten de benen te laten nemen door – waar het gaat om klantvriendelijkheid – te liggen snurken, ook als beddenbedrijf. En de reuzen onder ons zijn al helemáál gewaarschuwd. 

Categorieën: Alles is communicatie, Communicatie & Krommunicatie | Tags: , , | Een reactie plaatsen

Bomans en Carmiggelt in de schijnwerpers

bomans en mies

Mies Bouwman vraagt Bomans naar de ondeugden van Nederlanders. Staand rechts: Jean-Pierre Geelen.

Godfried Bomans en Simon Carmiggelt: ze waren met elkaar bevriend, zouden allebei in 2013 honderd jaar zijn geworden en deelden hun geboorteplaats met elkaar, Den Haag. In deze stad zette de Jan Campert-Stichting de twee ‘lichte letterheren’ op 15 november nog eens in de schijnwerpers. Sprekers onder wie Kees van Kooten, Jean-Pierre Geelen, Gé Vaartjes en Henk van Gelder bogen zich in Het Letterkundig Museum over werk, leven en taal van de jubilarissen.

Waar was u toen u hoorde dat president J.F. Kennedy was vermoord?’ De vraag is inmiddels weer actueel, vijftig jaar na deze aanslag die wereldwijd nadreunde. Een herdenking werpt je terug in de tijd en alle zintuigen doen mee. Toen een 58-jarige Godfried Bomans onverwacht aan een hartaanval stierf op 22 december in 1971, ging er een soortgelijke schokgolf door Nederland, vertelde zijn biograaf Gé Vaartjes. “Veel mensen weten nog waar zij waren toen ze het bericht van Bomans’ overlijden hoorden. De tijding dompelde een nuchter Nederland onder in rouw. En dat was nog een Nederland zonder social media, stille tochten, kaarsjes of knuffels. Godfried had dat niet nodig om dit teweeg te brengen.” 

Tijdens de landelijke campagne ‘Nederland Leest’ staat alles in het teken van één specifiek boek. In 2013 is dat ‘Erik of het klein insectenboek’ van Godfried Bomans.

Ik kan er een klein beetje over meepraten. Mijn uitermate nuchtere moeder huilde die dag tot haar eigen ontzetting om het verlies van een dierbare die zij nota bene nog nooit had gesproken of ontmoet. Harry Mulisch verwoordde het later zo: ‘Toen Godfried stierf, hadden mensen het gevoel dat ze een huisvriend verloren.’

En zo was het. Godfried was meer dan alleen schrijver en columnist. Hij was een gevatte causeur en geliefde televisiepersoonlijkheid die ervan genoot al die rollen met verve en grote zelfverzekerdheid te spelen. Ooit kroop hij in de huid van Sinterklaas en gaf de toegestroomde kinderen schoolvrij, tot wanhoop van de ouders en schoolleiding. Maar in hem zat, volgens Vaartjes, ook een ten diepste eenzame man, twijfelend aan zijn eigen kunnen, smachtend naar erkenning, maar bang elk moment door de mand te vallen.  

bomanscarmiggelt2

.

Een vrolijke grijze toehoorder stak z’n hand op. “Als 15-jarige jongen heb ik Bomans nog geïnterviewd voor de schoolkrant”, begon hij, “en Bomans wilde het verslag daarvan graag lezen, dus dat stuurde ik hem toe.” De man hield nu een a-viertje omhoog. “En deze brief kreeg ik van hem terug.” Vaartjes knikte geïnteresseerd: “Wat schreef hij?” De spreker met lichte trots: “Dat dit het slechtste interview met hem was, dat hij ooit had gelezen.” Nadat de zaallach enigszins was uitgedund, vroeg Vaartjes: “Schreef hij ook waarom?” De spreker draaide het volgeschreven vel om en om: “Uitgebreid.”

Simon Carmiggelt kreeg gestalte door biograaf Henk van Gelder. Hij vertelde hoe Carmiggelt als redacteur bij een krant ooit was gevraagd om een kleine leegte op de pagina te vullen: de grootte werd hem aangeven met duim en wijsvinger: zo’n stukkie moest het zijn. Hoe dat stukkie uitgroeide tot terugkerende  ‘cursiefjes’ – het woord column kwam pas later in zwang – en hoe Carmiggelt in later jaren innig tevreden was met een speciaal postbusje aan de buitenkant van zijn woning, waarin hij ’s nachts zijn cursiefje deponeerde dat dan werd opgehaald door de koerier van dienst. Hoe knap die stukjes (Kronkels) in elkaar zaten en hoe geheel eigen het idioom van Carmiggelt is. Zelfs zó eigen dat hij in 1976, tijdens een wedstrijd waarbij Paroollezers uit zes Kronkels de échte Carmiggelt moesten herleiden, op de vierde plaats kwam. Na Henk Spaan, Renate Rubinstein en Kees van Kooten, maar voor Rinus Ferdinandusse en Nico Scheepmaker. Over zijn taalgebruik zei Van Gelder: “Carmiggelt gebruikte vaak het woordje ‘tja’, bij wijze van verzuchting. We leven nu in de tijd van ‘Yes!’ Maar Tja en Yes verdragen elkaar niet zo…”

De vriendschap tussen Carmiggelt en Bomans was er een van grote bewondering voor elkaar. Dat Bomans nooit een literaire prijs ontving – in tegenstelling tot Carmiggelt – bracht de laatste ertoe te zeggen:

‘Prijzen hebben geen waarde, dat wordt bewezen door het feit dat Godfried er nooit een gehad heeft.’

Ook namen ze elkaar graag op de hak. Bij de vijftigste verjaardag van Carmiggelt schreef Bomans in de Volkskrant een schijninterview met de jarige met zinsneden als deze:

‘En’, zo begin ik, ‘wie vind je op het ogenblik de beste schrijver?’
‘Van Nederland?’ vraagt Carmiggelt, ‘of van heel Europa?’ (..)
‘Van de hele wereld,’ verduidelijk ik.
‘Bomans’, zegt hij zonder aarzelen.
Ik noteerde niets, want ik had dit allang opgeschreven. (..)

gomperts en carmiggelt

Een fragment waarin H.A. Gomperts (l), literatuur-criticus, Carmiggelt interviewt – 1962.

Jean-Pierre Geelen, de beroepskijker van de Volkskrant, had filmfragmenten uitgezocht, zoals een interview waarin literair criticus Henri Albert Gomperts aan Carmiggelt een 2,5 minuut durende vraag stelt, die uiteindelijk vooral een bespiegeling blijkt te zijn. Hoe langer de vraag duurt, hoe meer in het museumzaaltje de lach rommelt, ook omdat Carmiggelt de beminnelijkheid zelve blijft. Van Bomans een fragment bij Mies Bouwman, waarin hij het beperkte taalgebruik van de Nederlanders hekelt. “Wij zijn een volk van stamelaars en stotteraars.” We spreken 1966 en Godfried persifleert hoe men alles ‘ergens’ wel ‘fijn’ vindt: ‘The Beatles vind ik ergens wel fijn. Maar Beethoven vind ik ook wel fijn. Ergens’. “Uit die enorme schatkamer wordt dat ene vingerhoedje gehaald”, verzucht Bomans. “Dat vind ik enorm jammer.”

Bomans: ‘Uit die enorme schatkamer wordt dat ene vingerhoedje gehaald’

Geelen bepeinsde of er anno 2013 ook nog een lichte letterheer te vinden is. Een schrijver én tv-persoonlijkheid met voldoende relativeringsvermogen om in de voetsporen van beide jubilarissen te mogen treden. Enig wikken en wegen brengt hem bij Bart Chabot, ‘bovendien ook Hagenees’, maar helemaal overtuigend vond Geelen deze conclusie ook niet. Tot slot ook van hem een verzuchting: “Waarom zijn er zo weinig boekenprogramma’s op tv? Je zou haast gaan denken dat dit is ingegeven door het idee dat lezen concurreert met tv-kijken.” En: “Op de huidige Nederlandse emo-tv is helaas weinig ruimte voor slow-tv, diepgang en gesprekken met schrijvers die nog zo mooi kunnen formuleren. De schrijvers die je nu ziet, zitten daar omdat ze een boek schreven over hun tijd als inbreker, of over hoe ze hun vrouw bedrogen op haar sterfbed, of omdat ze gefascineerd zijn door de omvang van Surinaamse vrouwenbillen. Maar iemand die een dagsluiting kan doen, zoals Carmiggelt deed. Dat zou nog steeds geweldig zijn.”

plakboek

Plakboek met Kronkels.

Kees van Kooten zou spreken over zijn bewondering voor Carmiggelt, maar onderweg naar de bijeenkomst zag hij posters van de musical Soldaat van Oranje. Het deed hem denken aan het verhaal ‘De illegale werker’ uit Bomans’ Kopstukken over de heer Hazelnoot. Een weinig vleiende persiflage op de soldaat van oranje zelf: Erik Hazelhoff Roelfzema. Van Kooten pakte Kopstukken erbij – uiteraard nog een echte oude versie – en las voor hoe Bomans de heer Hazelnoot regelrecht het graf in prees: ‘Hoe hij, vlak na de capitulatie, naar Engeland vloog, en hoe hij, vlak voor de bevrijding onvermoeid weer terugvloog.’ Weergaloos geschreven én voorgelezen.

Dan alsnog het eerbetoon aan Carmiggelt. Van Kooten toonde een boekwerk van aanmerkelijke omvang; het plakboek waarin zijn vader alle Kronkels van Carmiggelt plakte, drie op elke bladzij, sommige zo lang, dat de onderkant weer was omgevouwen naar boven. De bewondering voor Carmiggelt zat bij de familie Van Kooten duidelijk ingebakken. De paden van Carmiggelt en Kees van Kooten kruisten elkaar later ook in het echt. Kees speelde de vieze man die een boek door Carmiggelt wil laten ‘signaleren’. Ligt dat er niet te dik bovenop dat ‘signaleren’, had Van Kooten van tevoren nog aan Carmiggelt gevraagd. Die vond dat wel kunnen en alzo geschiedde.  

Bleef er dan niets te wensen over? Nou, nu je ´t zo zegt: onder de acht sprekers bevonden zich welgeteld nul vrouwen. Het hád iets bevreemdends, zo’n herenclub anno 2013. Voor ’n volgende keer.

Maar willen we weten hoe je nu écht een Kronkel voordraagt, dan moesten we maar eens kijken naar het volgende filmfragment, meende Van Kooten. Op het scherm zagen we Wim de Bie in zijn bekende rol van teleurgestelde ex-leraar Duits, die vindt dat de jeugd niets zinnigers meer heeft bij te dragen dan de piefpafpoef-beeldtaal van de televisie. Nee, dan vroeger, toen er nog voordrachtskunst bestond. Wat volgt, is een drie-minutenlange declamatie van een Kronkel. Uit het hoofd. Een fragment uit 1984. En na de slotzin ‘En toen pas is hij door die stoel gezakt!’ spontaan applaus voor Wim de Bie. Mooi om te zien hoe Van Kooten genietend meekeek.     

kees en wim

Ex-leraar Duits O. den Beste (Wim de Bie) declameert een Kronkel van Carmiggelt uit het hoofd. Staand rechts: Kees van Kooten.

Carmiggelt las zijn Kronkels op tv voor bij wijze van dagsluiting. Deze Kronkelaflevering luidde zijn eigen dagsluiting in. Hij overleed diezelfde novembermaand in 1987, 74 jaar oud.

Categorieën: Boeken en schrijvers | Tags: , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

ABN AMRO over diversiteit in ‘MIX’

mix jpg

MIX: over diversiteit +++++++++++++++ Het team van D&I bedacht de inhoud, schreef, regelde en schakelde ook collega’s in. +++++++++++++ Voor de uitvoering en de redactionele punten op i deed het een beroep op externe know-how.

Een mooie en zinvolle klus, de eindredactie van MIX, een magazine van ABN AMRO over diversiteit. Hiermee laat de afdeling Diversity&Inclusion zien wat de bank op dat gebied doet en nog moet doen, en waarom de toekomst van de bank hiermee samenhangt. Een diversere samenleving vraagt om diversere medewerkers en een diversere cultuur. Want: people trust people, not companies.

tweet presentatie MIX

.

Categorieën: Alles is communicatie | Tags: , , | 1 reactie

Maak een gratis website of blog op WordPress.com.

tedvanlieshout.nu

schrijver, dichter, beeldend kunstenaar

nomadruss in words and photos

photographer, wilderness guide, adventurer

Fromme2u

De columns van Bob Frommé

kleinborkel

Knolraap en lof...

Klein woordenboek van de ondertitelaar

Nieuws en notities uit ondertitelland

Blogger uit Amsterdam-ZuidOost

schrijft met plezier

Durrelliana

a scrapbook

mokumsmeisje

Terug van even pleite

Read Around the Globe

Dagkalender van de wereldliteratuur

ZEEMAN TEKST & COMMUNICATIE

* Cultureel * Commercieel * Corporate

%d bloggers liken dit: