Interview boek-delen door Judith Zeeman maart 2005
Boeken over leeskringen raken collectieve snaar
Twee schrijfsters, één gedachte
Zijn leeskringen trendy? Of is het toeval dat twee schrijfsters – elk aan een andere kant van de oceaan – op het idee kwamen hierover te schrijven? En waarom figureren in hun romans voornamelijk vrouwen? De Britse ELIZABETH NOBLE (36) spitste haar boek De Leesclub zelfs geheel op vrouwen toe. De Amerikaanse KAREN JOY FOWLER (54) laat in De Jane Austen-leesclub één lezende man opduiken. Beide boeken beslaan grofweg een jaar. Elke maand bespreken de personages een ander werk, tezamen met hun eigen al dan niet turbulente leven. Het leidde tot twee uitgesproken bestsellers.
In De Leesclub, het debuut van Elizabeth Noble, draait het om Clare, Harriet, Nicole, Polly en Susan. Vrijwel allemaal getrouwd en moeder. Ze komen elke maand bij elkaar om uiteenlopende boeken te bespreken, zoals Rebecca van Daphne du Maurier en De alchemist van Paulo Coelho. De maanden markeren de hoofdstukken, die steeds beginnen met een samenvatting van het besproken boek. Daarna is het woord aan de vijf vrouwen die hun eerste indrukken van het boek geven, waarbij vaak in het midden wordt gelaten wie wat zegt. Dat laatste is jammer – je zou ze graag beter willen leren kennen.
Ook zijn er heel wat achtergronden, problemen, echtgenoten en kinderen uit elkaar te houden, zodat een eigengemaakt spiekbriefje met ‘wie hoort bij wie’ uitkomst kan brengen. Dan blijft overzichtelijk wie ook al weer ongewenst kinderloos was, een ontrouwe man had, dan wel een hulpbehoevende moeder. Want De Leesclub mag dan slechts één jaar beslaan; alle troebelen van het leven komen aan bod. Een tv-soap in boekvorm, waarmee veel lezers graag op de bank kruipen. In Nederland gingen er in drie maanden tijd 7.500 exemplaren over de toonbank en al snel volgde een tweede druk.
Lampje
Wat is het geheim van dit boek dat zich niet echt onderscheidt door een verrassende schrijfstijl, sprankelende humor, of unieke plot? In elk geval kende Noble, als vrouw van een uitgever, de lezersmarkt goed. ‘Ik wist dat ik me begaf in een vijver waarin iedereen al vist – fictie voor vrouwen – en dat dit boek een speciaal ‘haakje’ nodig had. Het idee van een leesgroep kwam in me op alsof er een lampje in m’n hoofd aanging. Ik kon niet geloven dat nog niemand anders daarop was gekomen.’
En daarmee boorde de schrijfster inderdaad een enorme doelgroep aan. In Engeland beleven leeskringen momenteel gouden tijden. In 2003, het jaar waarin het boek van Noble verscheen, werkte het BBC-programma The Big Read een halfjaar lang toe naar de verkiezing van het populairste boek aller tijden. Het werd In de ban van de ring van Tolkien, met op de tweede plaats Trots en vooroordeel van Jane Austen. Het evenement had als gevolg dat bijna één op de vijf bibliotheken in Engeland een nieuwe leesgroep oprichtte, en meer dan 1.400 nieuwe leden zich bij al bestaande leesgroepen aanmeldden.
Zelf is Noble vijf jaar lid van een leesgroep in het Engelse Guildford. ‘De bijeenkomsten zijn een van de belangrijkste dingen in mijn leven; ik zeg nooit af. En de deelnemers zijn zeer, zeer goede vrienden.’ En daarmee raakt Noble alweer de juiste snaar. Want de populariteit van boeken over hedendaagse vrouwen, liefde en vriendschap groeit: het zogenoemde chick-litgenre (meidenliteratuur). Het dagboek van Bridget Jones is daarvan een schoolvoorbeeld. Inmiddels lijkt er in dit genre een verschuiving gaande van de jonge, werkende, vrijgezelle vrouw als hoofdpersoon naar de gesettelde vrouw met man en kinderen en evengoed nog onvervulde dromen.
Zo bekeken, heeft Noble met De Leesclub een hele sterke troef in handen. Dat erkent ze ook. ‘Het thema van vrouwenvriendschappen ligt mij na aan het hart. In de archetypische chick-lit, gaat het om het meisje en de jongen – vrienden zijn bijzaak. Maar in werkelijkheid zijn je relaties met andere vrouwen, zoals vriendinnen, vaak de ruggengraat van je leven. En daarover wilde ik schrijven.’ Deelt ze de mening van haar personages dat mannen niet over emoties kunnen schrijven? ‘Ik ben het niet altijd eens met mijn personages. Het idee dat mannen niet over emoties kunnen schrijven, kan de toets der kritiek niet doorstaan.’
Noble heeft intussen veel lezers aan zich weten te binden. Of haar boek daarmee ook voor leeskringen een waardevolle aanwinst is, is een interessante discussie op zich. Want dan zou je toch meer parallellen verwachten tussen de besproken boeken in De Leesclub, en de wendingen, de plots en de levens van de vrouwen in de roman. Daarnaast blijven de discussies per boek vrij beperkt. Er worden wel clous in prijsgeven – iets om rekening mee te houden voor wie de besproken boeken nog wil lezen.
Jane Austen
Ook in Amerika ging het al genoemde lampje branden. Dit keer bij Karen Joy Fowler, een politicologe en fulltime schrijfster die al eerder diverse literaire prijzen in de wacht sleepte. In een boekwinkel zag ze een aanplakbiljet met de tekst: the Jane Austen Book Club. ‘Dát boek ga ik kopen’, dacht ze. Maar het bleek de naam van een leesclub te zijn. ‘Als ik die roman wil lezen, zal ik ‘m dus eerst moeten schrijven’, concludeerde ze, en in 2004 verscheen het gelijknamige boek. Daarin wordt uitsluitend het werk van Jane Austen (1775-1817) besproken. Fowler – zelf lid van een leesclub en Austenadept – voert zes hoofdpersonen, zes boeken en zes bijeenkomsten op, waarbij elk personage raakvlakken heeft met het boek dat hij of zij kiest. De stijl is volwassener dan die van Noble en heeft een weldadige ironie die enigszins des Austens is. Het boek is niet alleen weggelegd voor de Austenkenner. Al is het maar vanwege een handige toelichting op alle romans achterin, samen met reacties van Austens vrienden en familie op haar boeken, destijds verzameld door de schrijfster zelf.
Fowler verwachtte met name interesse uit de hoek van Austenliefhebbers. ‘Ik heb de aantrekkingskracht van een leesclub in het boek onderschat’, laat ze weten vanuit Davis, Californië. ‘Leesclubs zijn een fenoméén in Amerika. Een vriendin van mij woont in een klein stadje met slechts één boekenwinkel en ze vertelde me dat zich bij die winkel driehonderd boekenclubs hebben ingeschreven.’
Collectieve geest
Het leesgezelschap in De Jane Austen leesclub varieert in leeftijd tussen de twintig en zeventig jaar en bestaat onder andere uit een mannelijke vrijgezel, een lerares Frans en een moeder en haar lesbische dochter. Elk hoofdstuk gaat over een boek van Austen en tegelijkertijd over het leven van degene bij wie de bijeenkomst zich afspeelt. Wat daarbij opvalt, is de alwetende ‘wij’ als verteller. ‘Het is de stem van de collectieve geest van de leesclub’, verklaart Fowler. ‘Maar als een lezer het anders wil zien… don’t let me stop you.’
Er zijn Austenfans die teleurgesteld opmerken dat haar boek specifieke ‘Austeningrediënten’ ontbeert. Het verbaast haar niet. ‘Ik ken Austenfans: ik ben er zelf een. Een boek als dat van mij bekijken we met grote argwaan, net zoals we vinden dat een Austenverfilming het boek op de voet moet volgen. Maar mijn boek wil niet Austenachtig zijn. Ik zou niet durven. Het is een hedendaagse roman over een groep van – vooral – vrouwen die van Austen houden. Met tal van gebeurtenissen en zijlijntjes, geïnspireerd door Austen. Maar de stem, het onderwerp en het gevoel is van mij. En dat kan je Austen niet aanrekenen.’
Heeft Fowler het boek van Noble gelezen? ‘Ik heb het inmiddels toegestuurd gekregen, maar nog niet gelezen. Te bang dat het veel beter zal zijn dan het mijne.’ Noble reageert met dezelfde schroom op het boek van Fowler: ‘Ik heb het nog niet gelezen. Ben daar een beetje beducht voor. Is dat niet lafhartig?’
Waarom voelen eigenlijk vooral vrouwen zich aangetrokken tot leeskringen? ‘Uitstekende vraag’, meent Fowler. ‘Wie het weet, mag het zeggen.’ Noble verklaart op haar beurt: ‘Vrouwen voeren gemakkelijker intieme gesprekken met elkaar. En een leesgroep heeft nog eens die fantastische aanvulling van literatuur.’
En wat zouden de personages in Fowlers boek van haar boek vinden? ‘Beslist niet erg Austenachtig‘, vermoedt zij. En hoe reageren Noble’s personages? ‘Ik denk dat ze zich verbaasd zouden realiseren hoezeer hun samenkomsten hen dat jaar geholpen hebben.’