Bomans en Carmiggelt in de schijnwerpers

bomans en mies

Mies Bouwman vraagt Bomans naar de ondeugden van Nederlanders. Staand rechts: Jean-Pierre Geelen.

Godfried Bomans en Simon Carmiggelt: ze waren met elkaar bevriend, zouden allebei in 2013 honderd jaar zijn geworden en deelden hun geboorteplaats met elkaar, Den Haag. In deze stad zette de Jan Campert-Stichting de twee ‘lichte letterheren’ op 15 november nog eens in de schijnwerpers. Sprekers onder wie Kees van Kooten, Jean-Pierre Geelen, Gé Vaartjes en Henk van Gelder bogen zich in Het Letterkundig Museum over werk, leven en taal van de jubilarissen.

Waar was u toen u hoorde dat president J.F. Kennedy was vermoord?’ De vraag is inmiddels weer actueel, vijftig jaar na deze aanslag die wereldwijd nadreunde. Een herdenking werpt je terug in de tijd en alle zintuigen doen mee. Toen een 58-jarige Godfried Bomans onverwacht aan een hartaanval stierf op 22 december in 1971, ging er een soortgelijke schokgolf door Nederland, vertelde zijn biograaf Gé Vaartjes. “Veel mensen weten nog waar zij waren toen ze het bericht van Bomans’ overlijden hoorden. De tijding dompelde een nuchter Nederland onder in rouw. En dat was nog een Nederland zonder social media, stille tochten, kaarsjes of knuffels. Godfried had dat niet nodig om dit teweeg te brengen.” 

Tijdens de landelijke campagne ‘Nederland Leest’ staat alles in het teken van één specifiek boek. In 2013 is dat ‘Erik of het klein insectenboek’ van Godfried Bomans.

Ik kan er een klein beetje over meepraten. Mijn uitermate nuchtere moeder huilde die dag tot haar eigen ontzetting om het verlies van een dierbare die zij nota bene nog nooit had gesproken of ontmoet. Harry Mulisch verwoordde het later zo: ‘Toen Godfried stierf, hadden mensen het gevoel dat ze een huisvriend verloren.’

En zo was het. Godfried was meer dan alleen schrijver en columnist. Hij was een gevatte causeur en geliefde televisiepersoonlijkheid die ervan genoot al die rollen met verve en grote zelfverzekerdheid te spelen. Ooit kroop hij in de huid van Sinterklaas en gaf de toegestroomde kinderen schoolvrij, tot wanhoop van de ouders en schoolleiding. Maar in hem zat, volgens Vaartjes, ook een ten diepste eenzame man, twijfelend aan zijn eigen kunnen, smachtend naar erkenning, maar bang elk moment door de mand te vallen.  

bomanscarmiggelt2

.

Een vrolijke grijze toehoorder stak z’n hand op. “Als 15-jarige jongen heb ik Bomans nog geïnterviewd voor de schoolkrant”, begon hij, “en Bomans wilde het verslag daarvan graag lezen, dus dat stuurde ik hem toe.” De man hield nu een a-viertje omhoog. “En deze brief kreeg ik van hem terug.” Vaartjes knikte geïnteresseerd: “Wat schreef hij?” De spreker met lichte trots: “Dat dit het slechtste interview met hem was, dat hij ooit had gelezen.” Nadat de zaallach enigszins was uitgedund, vroeg Vaartjes: “Schreef hij ook waarom?” De spreker draaide het volgeschreven vel om en om: “Uitgebreid.”

Simon Carmiggelt kreeg gestalte door biograaf Henk van Gelder. Hij vertelde hoe Carmiggelt als redacteur bij een krant ooit was gevraagd om een kleine leegte op de pagina te vullen: de grootte werd hem aangeven met duim en wijsvinger: zo’n stukkie moest het zijn. Hoe dat stukkie uitgroeide tot terugkerende  ‘cursiefjes’ – het woord column kwam pas later in zwang – en hoe Carmiggelt in later jaren innig tevreden was met een speciaal postbusje aan de buitenkant van zijn woning, waarin hij ’s nachts zijn cursiefje deponeerde dat dan werd opgehaald door de koerier van dienst. Hoe knap die stukjes (Kronkels) in elkaar zaten en hoe geheel eigen het idioom van Carmiggelt is. Zelfs zó eigen dat hij in 1976, tijdens een wedstrijd waarbij Paroollezers uit zes Kronkels de échte Carmiggelt moesten herleiden, op de vierde plaats kwam. Na Henk Spaan, Renate Rubinstein en Kees van Kooten, maar voor Rinus Ferdinandusse en Nico Scheepmaker. Over zijn taalgebruik zei Van Gelder: “Carmiggelt gebruikte vaak het woordje ‘tja’, bij wijze van verzuchting. We leven nu in de tijd van ‘Yes!’ Maar Tja en Yes verdragen elkaar niet zo…”

De vriendschap tussen Carmiggelt en Bomans was er een van grote bewondering voor elkaar. Dat Bomans nooit een literaire prijs ontving – in tegenstelling tot Carmiggelt – bracht de laatste ertoe te zeggen:

‘Prijzen hebben geen waarde, dat wordt bewezen door het feit dat Godfried er nooit een gehad heeft.’

Ook namen ze elkaar graag op de hak. Bij de vijftigste verjaardag van Carmiggelt schreef Bomans in de Volkskrant een schijninterview met de jarige met zinsneden als deze:

‘En’, zo begin ik, ‘wie vind je op het ogenblik de beste schrijver?’
‘Van Nederland?’ vraagt Carmiggelt, ‘of van heel Europa?’ (..)
‘Van de hele wereld,’ verduidelijk ik.
‘Bomans’, zegt hij zonder aarzelen.
Ik noteerde niets, want ik had dit allang opgeschreven. (..)

gomperts en carmiggelt

Een fragment waarin H.A. Gomperts (l), literatuur-criticus, Carmiggelt interviewt – 1962.

Jean-Pierre Geelen, de beroepskijker van de Volkskrant, had filmfragmenten uitgezocht, zoals een interview waarin literair criticus Henri Albert Gomperts aan Carmiggelt een 2,5 minuut durende vraag stelt, die uiteindelijk vooral een bespiegeling blijkt te zijn. Hoe langer de vraag duurt, hoe meer in het museumzaaltje de lach rommelt, ook omdat Carmiggelt de beminnelijkheid zelve blijft. Van Bomans een fragment bij Mies Bouwman, waarin hij het beperkte taalgebruik van de Nederlanders hekelt. “Wij zijn een volk van stamelaars en stotteraars.” We spreken 1966 en Godfried persifleert hoe men alles ‘ergens’ wel ‘fijn’ vindt: ‘The Beatles vind ik ergens wel fijn. Maar Beethoven vind ik ook wel fijn. Ergens’. “Uit die enorme schatkamer wordt dat ene vingerhoedje gehaald”, verzucht Bomans. “Dat vind ik enorm jammer.”

Bomans: ‘Uit die enorme schatkamer wordt dat ene vingerhoedje gehaald’

Geelen bepeinsde of er anno 2013 ook nog een lichte letterheer te vinden is. Een schrijver én tv-persoonlijkheid met voldoende relativeringsvermogen om in de voetsporen van beide jubilarissen te mogen treden. Enig wikken en wegen brengt hem bij Bart Chabot, ‘bovendien ook Hagenees’, maar helemaal overtuigend vond Geelen deze conclusie ook niet. Tot slot ook van hem een verzuchting: “Waarom zijn er zo weinig boekenprogramma’s op tv? Je zou haast gaan denken dat dit is ingegeven door het idee dat lezen concurreert met tv-kijken.” En: “Op de huidige Nederlandse emo-tv is helaas weinig ruimte voor slow-tv, diepgang en gesprekken met schrijvers die nog zo mooi kunnen formuleren. De schrijvers die je nu ziet, zitten daar omdat ze een boek schreven over hun tijd als inbreker, of over hoe ze hun vrouw bedrogen op haar sterfbed, of omdat ze gefascineerd zijn door de omvang van Surinaamse vrouwenbillen. Maar iemand die een dagsluiting kan doen, zoals Carmiggelt deed. Dat zou nog steeds geweldig zijn.”

plakboek

Plakboek met Kronkels.

Kees van Kooten zou spreken over zijn bewondering voor Carmiggelt, maar onderweg naar de bijeenkomst zag hij posters van de musical Soldaat van Oranje. Het deed hem denken aan het verhaal ‘De illegale werker’ uit Bomans’ Kopstukken over de heer Hazelnoot. Een weinig vleiende persiflage op de soldaat van oranje zelf: Erik Hazelhoff Roelfzema. Van Kooten pakte Kopstukken erbij – uiteraard nog een echte oude versie – en las voor hoe Bomans de heer Hazelnoot regelrecht het graf in prees: ‘Hoe hij, vlak na de capitulatie, naar Engeland vloog, en hoe hij, vlak voor de bevrijding onvermoeid weer terugvloog.’ Weergaloos geschreven én voorgelezen.

Dan alsnog het eerbetoon aan Carmiggelt. Van Kooten toonde een boekwerk van aanmerkelijke omvang; het plakboek waarin zijn vader alle Kronkels van Carmiggelt plakte, drie op elke bladzij, sommige zo lang, dat de onderkant weer was omgevouwen naar boven. De bewondering voor Carmiggelt zat bij de familie Van Kooten duidelijk ingebakken. De paden van Carmiggelt en Kees van Kooten kruisten elkaar later ook in het echt. Kees speelde de vieze man die een boek door Carmiggelt wil laten ‘signaleren’. Ligt dat er niet te dik bovenop dat ‘signaleren’, had Van Kooten van tevoren nog aan Carmiggelt gevraagd. Die vond dat wel kunnen en alzo geschiedde.  

Bleef er dan niets te wensen over? Nou, nu je ´t zo zegt: onder de acht sprekers bevonden zich welgeteld nul vrouwen. Het hád iets bevreemdends, zo’n herenclub anno 2013. Voor ’n volgende keer.

Maar willen we weten hoe je nu écht een Kronkel voordraagt, dan moesten we maar eens kijken naar het volgende filmfragment, meende Van Kooten. Op het scherm zagen we Wim de Bie in zijn bekende rol van teleurgestelde ex-leraar Duits, die vindt dat de jeugd niets zinnigers meer heeft bij te dragen dan de piefpafpoef-beeldtaal van de televisie. Nee, dan vroeger, toen er nog voordrachtskunst bestond. Wat volgt, is een drie-minutenlange declamatie van een Kronkel. Uit het hoofd. Een fragment uit 1984. En na de slotzin ‘En toen pas is hij door die stoel gezakt!’ spontaan applaus voor Wim de Bie. Mooi om te zien hoe Van Kooten genietend meekeek.     

kees en wim

Ex-leraar Duits O. den Beste (Wim de Bie) declameert een Kronkel van Carmiggelt uit het hoofd. Staand rechts: Kees van Kooten.

Carmiggelt las zijn Kronkels op tv voor bij wijze van dagsluiting. Deze Kronkelaflevering luidde zijn eigen dagsluiting in. Hij overleed diezelfde novembermaand in 1987, 74 jaar oud.

Categorieën: Boeken en schrijvers | Tags: , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Berichtnavigatie

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

tedvanlieshout.nu

schrijver, dichter, beeldend kunstenaar

nomadruss in words and photos

photographer, wilderness guide, adventurer

Fromme2u

De columns van Bob Frommé

kleinborkel

Knolraap en lof...

Klein woordenboek van de ondertitelaar

Nieuws en notities uit ondertitelland

Blogger uit Amsterdam-ZuidOost

schrijft met plezier

Durrelliana

a scrapbook

mokumsmeisje

Terug van even pleite

Read Around the Globe

Dagkalender van de wereldliteratuur

ZEEMAN TEKST & COMMUNICATIE

* Cultureel * Commercieel * Corporate